Stervende oude man
Vergeeld ligt hij in' t hoge witte kussen
Zijn blik dwaalt schichtig nog de kamer rond
En stotend gaat de hete adem tussen
De oude tanden in de zwarte mond
De magere hand ligt machteloos op de deken
En komt onzeker soms naar 't klam gelaat
Hij ziet het zonlicht aan het venster breken
En ' t avondrood, dat langzaam doven gaat
In 't stille huis klinkt zwaar zijn rusteloos hijgen
De lippen zoeken moeizaam naar een woord
Dan noemt hij blij, na machteloos zwijgen,
De naam van Hem, aan wie de geest reeds toebehoort.
( geschreven door mijn broer Gert-Wim die deze man is nagegaan)
Er zijn geen woorden voor een zieke
Van wie je weet, hij redt het niet.
Je streelt zijn wang, je ziet zijn ogen,
Je bent bevangen door verdriet.
Toch ben je dankbaar voor zijn einde,
Dat na een moedig strijden kwam,
Omdat het niet alleen zijn leven
Maar ook zijn lijden overnam.